De Hoge Raad heeft recent een opmerkelijke uitspraak gedaan in een zaak waarin op de dag van het overlijden van de belastingplichtige de rente voor het hele jaar vooruit werd betaald. De Hoge Raad oordeelde dat deze vooruitbetaalde rente volledig aftrekbaar was.

 

De hypotheekrente die betrekking heeft op het jaar zelf en de rente die betrekking heeft op de eerste zes maanden van het volgende jaar, mogen in aftrek worden gebracht in het jaar van betaling als vooruitbetaalde rente. Als de rente betrekking heeft op een langere periode, gaat deze regeling niet op.

 

Rente eigen woning schuld

Veel belastingplichtigen die een eigen huis kopen, sluiten hiervoor een lening af. De rente die over de lening moet worden betaald is aftrekbaar in box 1 als er sprake is van een eigenwoningschuld. Deze rente is voor veel belastingplichtigen de belangrijkste aftrekpost in hun aangifte IB. Om te kunnen spreken van een eigenwoningschuld moet worden voldaan aan de volgende vier eisen:

 

  1. Aanwending lening voor aankoop, onderhoud of verbetering van de eigen woning;
  2. De leningsovereenkomst moet bepalen dat de lening gedurende de looptijd ten minste annuItair en in ten hoogste 360 maanden volledig wordt afgelost;
  3. De in de leningsovereenkomst opgenomen verplichting tot aflossing moet ook daadwerkelijk worden nagekomen;
  4. Een verplichting tot het verstrekken van informatie aan de Belastingdienst indien de lening is aangegaan bij een niet-financiële instelling die niet onder de informatieplicht jegens de Belastingdienst valt.

 

Aftrekbare kosten

De kosten die de belastingplichtige mag aftrekken bij het bepalen van het belastbare inkomen uit eigen woning (art. 3.120 Wet IB 2001) bestaan uit:

 

  • Rente (inclusief boeterente bij vervroegde aflossingen of het oversluiten van een eigenwoningschuld) en kosten van schulden die kwalificeren als eigenwoningschuld;
  • Periodieke betalingen (dus geen eenmalige betaling) op grond van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot de eigen woning.

 

De rente is aftrekbaar op het moment dat deze wordt voldaan, verrekend, ter beschikking wordt gesteld of rentedragend wordt (art. 3.147 Wet IB 2001). Hierop bestaat een uitzondering: als de rente wordt vooruitbetaald. Alleen als de rente betrekking heeft op een periode vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar, mag deze in het jaar van betaling worden afgetrokken. Wordt deze periode overschreden, dan mag in het jaar van betaling alleen de rente in aftrek worden gebracht die op dat jaar betrekking heeft (delen van een maand tellen als een hele maand). De overige betaalde rente wordt verdeeld over de resterende looptijd van de overeenkomst op grond waarvan de rente is vooruitbetaald (delen van een jaar tellen als een heel jaar). Dit kun je teruglezen in art. 3.120 lid 3 en 4 Wet IB 2001.

 

Voorbeeld:

Birgit heeft een schuld op haar woning van € 200.000. Zij moet maandelijks € 1.000 rente betalen. In december van jaar 1 betaalt zij de rente van die maand en de rente over de maanden januari tot en met juni van jaar 2 (in totaal € 7.000). Zij mag in jaar 1 het gehele bedrag in aftrek brengen.

Als Birgit in december van jaar 1 de rente tot en met januari van jaar 3 betaalt (in totaal € 14.000) mag zij in jaar 1 slechts € 1.000 aftrekken. Het resterende bedrag 6.500 in jaar 2 in aftrek brengen en voor € 6.500 in jaar 3.

 

Hoge Raad 29-01-2021

De Hoge Raad heeft op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een zaak over vooruitbetaalde rente. In deze zaak werd de rente voor het hele jaar vooruitbetaald op dezelfde dag als dat de belastingplichtige overleed. De vraag was of deze rente nog volledig in de aangifte van de belastingplichtige mocht worden opgenomen.

 

Casus

Mevrouw is op 4 januari 2014 overleden. Zij had een hypothecaire geldlening bij een derde (geen bank of verzekeraar) afgesloten. Op diezelfde dag heeft zij de over dat jaar (2014) verschuldigde rente van € 8.750 volledig vooruitbetaald. In haar aangifte inkomstenbelasting 2014 (over de vier dagen in 2014 dat zij leefde) die de erfgenamen namens de overleden vrouw indienden, is het vooruitbetaalde bedrag van € 8.750 als rente van een eigenwoningschuld in aftrek gebracht. De erfgenamen, de belanghebbenden in deze zaak, zijn van mening dat de vooruitbetaalde rente op grond van art 3.120 lid 4 laatste volzin Wet IB 2001 volledig aftrekbaar is. De inspecteur is

het hier niet mee eens en is van mening dat slechts 4/365e deel van de vooruitbetaalde rente aftrekbaar is. Hij corrigeerde de aangifte IB 2014 van de vrouw dan ook. Volgens hem moet immers worden uitgegaan van een economische benadering. Art. 3.120 lid 4 laatste volzin Wet IB 2001 leidt volgens de inspecteur niet tot een ander inzicht. Hij stelt zich op het standpunt dat deze bepaling enkel van toepassing is in een partnersituatie waarin de ene partner overlijdt en de andere partner in de woning blijft wonen en waarin de woning derhalve nog steeds als eigen woning is aan to merken.

De erfgenamen gingen in beroep bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de rente volledig aftrekbaar is aangezien de erflaatster, de overleden mevrouw, de rente heeft vooruitbetaald voor het hele jaar 2014 op een moment waarop de schuld een eigenwoningschuld was.

De inspecteur ging in hoger beroep bij Hof Den Bosch.

 

Hof Den Bosch

Hof Den Bosch is het met de inspecteur eens en dus oneens met rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het betalingsmoment is volgens het Hof niet beslissend of de rente aftrekbaar is. Het Hof overweegt daarbij dat de belanghebbenden, de erfgenamen, de stelling van de inspecteur dat de woning na het overlijden niet Langer als eigen woning kan kwalificeren, niet hebben bestreden zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Daarmee komt het Hof tot de conclusie dat de rente die betrekking heeft op de periode na het overlijden van mevrouw, geen rente van een eigenwoningschuld is en derhalve niet aftrekbaar is. De erfgenamen gingen namens de overledene in cassatie.

 

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de rente inderdaad als vooruitbetaalde rente kan worden aangemerkt. Het bedrag van € 8.750 aan betaalde hypotheekrente is derhalve aftrekbaar bij de overleden vrouw. De Hoge Raad stelde in haar uitspraak voorop dat het tijdstip waarop eigenwoningrente in aftrek kon worden gebracht, het tijdstip was waarop die rente was betaald, verrekend, ter beschikking was gesteld of rentedragend was geworden. De door de overleden vrouw vooruitbetaalde rente was rente die was betaald op een tijsstip dat lag voor de periode waaraan deze in economische zin moet worden toegerekend. Dat betekent dat de vooruitbetaalde rente die in economische zin moest worden toegerekend aan de periode vanaf het moment van overlijden van de belastingplichtige, niet kon worden aangemerkt als rente van schulden die behoorde tot een eigenwoningschuld. Vanaf dat moment was de woning immers niet meer de eigen woning van de belastingplichtige. In zoverre zou volgens het systeem van de wet de aftrek van de vooruitbetaalde rente daarom beperkt moeten worden.

 

De bepalingen van de vooruitbetaalde rente in art. 3.120 lid 3 en 4 Wet lb 2001 zijn ontleend aan art. 38 lid 6 Wet IB 1964 welke was bedoeld om oneigenlijk gebruik te voorkomen door aftrek van over een Lange periode vooruitbetaalde rente te temporiseren. Omdat de beperking van aftrek van vooruitbetaalde rente was ingevoerd om oneigenlijk gebruik te bestrijden, was er volgens de Hoge Raad geen reden om aan te nemen dat de wetgever had beoogd art. 3.120 lid 4 Wet IB 2001 in geval van overlijden buiten toepassing te laten om de enkele reden dat de overledene rente had vooruitbetaald voor een kortere termijn dan de termijn die is opgenomen in art. 3.120 lid 3 Wet IB 2001. Een redelijke wetstoepassing brengt daarom volgens de Hoge Raad mee dat de door de overleden vrouw vooruitbetaalde rente in een bedrag bij haar in aanmerking wordt genomen aangezien de woning en de schuld tot het moment van haar overlijden voor haar een eigen woning en een eigenwoningschuld vormden. De Hoge Raad verklaart hiermee het beroep in cassatie van de erfgenamen van  de overleden vrouw gegrond.

 

Bron: CFP 22-03-2021